In deze workshop worden ballads gespeeld. Een ballad spelen is één van de moeilijkste muzikale uitdagingen. Het gaat over (jouw) geluid, melodie, frasering en vooral: zeggingskracht. Er wordt gewerkt in combo’s. In kleine bezetting (kwartet, kwintet) wordt opgetreden voor de rest van de deelnemers. Vaak met ritmesectie, maar een saxofoonkwartet of blazersensemble kan ook. De kritiek komt van de workshopleider en de collega muzikanten. Iedereen komt elke avond aan bod met één of twee composities. Je speelt zelf, maar er wordt ook van je verwacht dat je luistert naar de andere deelnemers en probeert te analyseren waarom een ballad juist mooi klinkt of wat er nog verbeterd kan worden. Het is bij deze workshop erg belangrijk er genoeg tijd in te steken. Je speelt dan niet zoveel op de avond zelf, maar jouw niveau van spelen kan ineens een flinke duw in de goede richting krijgen, omdat je je zo intensief met één of twee nummers bezig houdt. Door het commentaar van de anderen en doordat je gedwongen wordt na te denken over andermans solo is het een heel intense workshop. Met de billen bloot zal ik maar zeggen. De ritmesectie kan ook variëren. Meerdere pianisten, gitaristen, bassisten en drummers kunnen zich inschrijven. We zullen zien dat het akkoordenschema slechts leidraad is voor talloze varianten. Dat dat een samenspel is tussen solist en ritmesectie. Die varianten gaan we leren luisteren en gebruiken in de solo. Er zullen ook een aantal gearrangeerde ballads door de hele groep gespeeld worden. Iedere workshopdeelnemer kan in het aanmeldingsformulier een voorkeurs ballad opgeven. Deze wordt in ieder geval door de deelnemer gespeeld. Daarnaast speelt de deelnemer in één van de composities van een andere deelnemer mee. De workshopleider zal in de keuze van de standards rekening houden met ieders wensen.

1. Zorg dat jouw materiaal op orde is: een goed riet, sluitend instrument. Je bent erg kwetsbaar als solist.
2. Maak analyses van de akkoorden en de relatie met de melodie. Gebruik daar (graag!) mijn methodiek voor. De hoofdstukken over verschiltonen zijn goed om mooie achtergrondlijntjes te verzinnen. Bovendien kun je met die verschiltonen veel makkelijker het akkoordenschema volgen en raak je minder snel het schema kwijt.
3. Ga niet tellen, maar luisteren. Je kunt beter (met de partituur) luisteren hoe een ballad zich ontwikkelt en letten op de kenmerkende wisselingen in het akkoordenschema, dan tellen waar je gebleven bent. Dat kun je thuis voorbereiden door de originele versies 100 keer bewust te beluisteren.
4. Studeer de bijbehorende toonladders (en akkoorden)! Majeur, mineur, harmonisch. Op deze wijze kom je los van de noten en worden de lijntjes die je speelt minder afhankelijk van jouw technische vaardigheden op het instrument. Misschien kun je een Aebersold versie vinden van jouw stuk om thuis te oefenen. Verkeerde noten in een ballad zijn desastreus!
5. Luister naar voorbeelden en denk na over jouw opvatting over het stuk. Speel de melodie op jouw manier. Maak je een voorstelling hoe het nummer eruit komt te zien: wie speelt het thema, wat gebeurt er in de solo (bijv. met het ritme), schrijf of speel een tweede stem of een riffje. Denk na over de balans in het samenspel met de andere blazer.
6. Uiteindelijk zullen we een hecht samenspel met de ritmesectie moeten creëren. Probeer goed te luisteren wat er achter je gebeurt.
7. Probeer de ritmesectie ‘mee’ te krijgen door meer dynamiek (harder te spelen), meer noten of lichaamstaal (bewegen), misschien zelfs aanwijzingen te geven (met hand, hoofd of blik).
8. Denk na over de opbouw van jouw solo: dynamiek, veel/weinig noten, hoog/laag beginnen/eindigen. Legato/staccato, lange melodie lijnen of riffjes-achtige zinnetjes.
9. Het mooiste zou zijn als je jouw ballad uit het hoofd kunt spelen. Dan kom je vrij van de noten, akkoorden (omdat je weet hoe het schema in elkaar zit en waar je de verschiltoon moet spelen) en kun je nog beter open staan voor de ritmesectie.
10. Probeer zo gevarieerd mogelijk te spelen. Ben je bewust van de 1e tel (afblijven!) en probeer onregelmatige melodielijnen te spelen. Niet om de 4 maten ademhalen.
11. Speel zinnetjes met veel rusten. Luister naar wat je speelt en probeer daarop verder te gaan. Dat geeft cohesie in de solo.
12. Probeer niet telkens op de dezelfde noot te eindigen of te beginnen, of telkens dezelfde hoogste noot te spelen in één solo.
13. Denk na over het geluid dat je wilt maken: scherp geluid, warm, zwoel. Ga je subtonen spelen in het laag of een scherp randje in het hoog.
14. Denk aan de zuiverheid. Sommige tonen op een instrument moeten meer geïntoneerd worden dan andere.
15. Verras jezelf! Dat is een garantie dat je ook het publiek verrast en zij geboeid blijven luisteren.

We hebben nu in twee sessies de eerste kennismaking gehad. De volgende twee zetten we de combo’s in de grondverf: duidelijkheid over vorm, structuur, solo’s etc. De laatste zes gaan we de diepte in. Dan ontstaat het werkelijke samenspel en is het ook mogelijk meer feedback (op elkaar) te geven. Uit het hoofd spelen: Het schema kun je instuderen door heel goed te luisteren(!) naar de verschiltonen. Als je ze hoort, kun je ze ook spelen en onthoud je daardoor het schema. Ook als een ritmesectie zich twee maten vergist, blijf jij bij de les! Je kunt het ook visualiseren (een partituur ‘langs zien komen’). Uit het hoofd spelen: Het is een kwestie van veel doen: eerst de melodie maar eens uit het hoofd: denk aan de eerste noot van een melodietje of een zinnetje, de rest volgt dan meestal wel. Dan de melodie uit het hoofd en de akkoorden erbij ‘denken’ of ‘zien’. Vervolgens een solo die bij de melodie blijft met andere akkoordnoten. Dan steeds vrijer ermee omgaan.