Aan de hand van eigen stukken geschreven met behulp van modern klassieke compositiemethoden, zoals de 12-toonstechniek van Arnold Schoenberg, het kiemcel principe van Anton Webern en de Toonklok van Peter Schat wordt geïmproviseerd.
Er is gekozen voor een individuele benadering: wat is het verhaal (thema) en wat het commentaar daarop (solo) van de musici. Iedere musicus heeft z’n eigen stijl en speelwijze. Door zich daarvan bewust te worden, kan het spelen aan diepte winnen en krachtiger overkomen. Een bredere kijk biedt ook meer mogelijkheden om andere keuzes te maken dan de meest voor de hand liggende.
Het samenspel staat in het teken van luisteren. Improviseren is meer luisteren dan spelen. Vooral bij kollektieve improvisaties is het belangrijk open en beheerst te spelen, zodat de communicatie met andere musici prioriteit kan krijgen. De traditionele manier van spelen waarin een aantal musici een solist begeleiden wordt losgelaten, zodat de musici meer gelijkwaardig participeren in een muzikaal proces. Zeggingskracht en subtiele uitdrukkingsvaardigheden worden op die manier ontwikkeld. Het werken met andere parameters maakt daarvan een substantieel onderdeel uit.
De basistechnieken voor het spelen in een orkest zoals: het arrangement, de zuiverheid, timing, artikulatie, dynamiek, samenspel etc. komen vanzelfsprekend ook aan bod.